Op zoek naar innovaties en innovatief organiseren in de sociale sector
Welkom bij Welzijn in de 21e eeuw.
Mensen veranderen, jij ook. Wat doet welzijn? Gaat het mee? Op kop? Innovatief? Inspirerend?
Meld je aan. Lees wat anderen denken. Doe mee.
Prenten van Jörg Müller van het Zwitserse dorp Güllen door de jaren heen. De kat verandert niet (klik hier voor een grotere weergave). De titel boven de prenten, shift happens, komt van Adjiedj Bakas.
De boodschap? We staan aan de vooravond van een totaal nieuwe tijd waarin de mensen slimmer en socialer zijn dan ooit tevoren. Toch zullen er individuen zijn die niet meekomen vanwege een beperking, afkomst, slijtage, een life-event of een ongeval. En niemand hebben die ze helpt. Gaan we dat oplossen met het welzijnswerk van 1970? 1990? 2011? Zit daar dan verschil tussen? Echt? Of is welzijnswerk die witte kat die altijd dezelfde blijft?
Jos van Balveren, de Twern
Wie zelfgenoegzaam is en niet twijfelt gaat ook niet verbeteren
Harrie Crielaars, Divers
Als je iets levert en een ander kan het beter heb je geen bestaansrecht
Dik Hooimeijer, Mooi
De mensen buiten zijn niet meer de mensen van 1990
Hennie van der Kracht, IJsselkring
Succesvolle innovaties komen van heel goed weten wat je klanten beweegt
Hugo Mulder en René van der Voorn, Sonor
In onze sector hebben we veel last van traditie. Terugvallen op wat we hebben
Hans Zuiver, Combiwel
Als je onderneemt komt de innovatie vanzelf
Hoe blijer mensen met jou zijn, hoe meer ze met jou gaan delen, 2012
Vraagverlegenheid. Het is, het blijft, aan de slag, 2012
Social marketing: veranderen doen mensen zelf, 2009
Oud is uit, welzijn en zorg ook. Van kruidenier naar zelfbediening, 2009
De wereld in 2020. Van kaasstolp naar jungle, 2008
De klant centraal. Doen wat klanten vragen, 2006
Veranderen in netwerken. Klantgestuurd leren samenwerken in wonen, welzijn en zorg, 2005
De maatschappelijke onderneming als metafoor? 2010
Metaforen van maatschappelijke ondernemingen, 2009
Innoveren door allianties, 2004
Veranderen als kunst voor managers, 2003
Deze inleiding gaat over vraagverlegenheid. In mijn voorbereiding heb ik drie maatschappelijk werkers gevraagd mij te vertellen over hun ervaringen. En ik heb met diverse andere collega's gesproken. Dat was omdat ik nogal twijfelde aan het hele fenomeen. En dan vooral de hype eromheen. Alsof we met vraagverlegenheid iets heel nieuws op het spoor zijn.
Bij de organisatie waar ik werk maken we elk jaar een nieuwe verkenning waarin we opschrijven wat we geleerd hebben en hoe we van daaruit verder trekken. De richting komt vanuit onze missie: kwetsbare mensen die zelfstandig wonen helpen die zelfstandigheid te behouden. En dan bij voorkeur door niet zelf die mensen te helpen maar mensen te helpen om elkaar te helpen.
Dat doen vooral vrijwilligers, jaren lang al, en de laatste drie, vier jaar in toenemende mate familieleden en inmiddels ook buren waar we met meer aandrang een beroep op doen. Omdat we zien dat dit nog beter werkt want die mensen kennen elkaar toch al, van jongs af aan of gewoon van zien, en dan is een verbinding snel gemaakt.
Zo was er bijvoorbeeld onlangs het geval van een broer en een zus die elkaar goed op de been hielden, totdat de zus overleed. Toen is de neef van de overkant met enige aandrang bereid gevonden om te komen helpen met de tuin en de administratie want dat kon die broer niet. En die situatie houdt nu stand, ook omdat die neef andere contacten in het dorp heeft wat weer bijdraagt aan de inbedding van zijn oom in de lokale gemeenschap.
In onze bedrijfsplannen staat al 10 jaar het woord ontgrijzing. Mensen willen niet oud meer zijn en gaan steeds meer hulp en zorg uit de weg. Wat begint met kleurspoelinkjes en rimpelcrèmes en een leesbril aanschaffen als lezen echt niet meer gaat eindigt met veel te laat hulp inschakelen, ook al kun je met die hulp juist veel beter je autonomie behouden. Vraagverlegenheid en hulp en zorg mijdend gedrag staan dichtbij elkaar.
Ontgrijzing kom je op allerlei manmieren tegen. Een mooie anekdote is die van een collega die met haar moeder van achter in de 70 de stad in trekt op zoek naar een seniorentelefoon en uren later thuiskomt met een echte mobiel in plaats van zo'n seniorending. Niet dat oma er prettig mee kan bellen. Daar is zo'n kek mobieltje veel te klein voor en ook veel te ingewikkeld. Maar ze heeft wel een echte mobiel, net zo een als iedereen heeft, en hoort er dus nog bij. Ze doet mee.
Idem dito bij een andere oma met een inwonende dochter die beiden slecht ter been zijn en binnenshuis volop gebruik maken van een stok maar op zondag per se, al is dat nog zo pijnlijk, zonder stok ter kerke gaan. Ze zullen niet de buurt de kans geven om te zeggen dat ze niet meer mee komen.
Dezelfde soort ervaringen meldden die maatschappelijk werkers. Alle drie stelden ze dat ze vraagverlegenheid veelvuldig zien. Pas als er vertrouwen is komen mensen met hun echte vragen op de proppen.
“Dat merk ik regelmatig, aan het eind van het gesprek, als de ‘echte’ vragen pas boven komen. Als het pluis gevoel er is, meneer of mevrouw mij vertrouwt, komen de echte verlangens, behoeftes, chagrijn eruit”.
Een van de adviseurs had twee klanten, los van elkaar, die allebei iemand zochten om mee uit te gaan, een middag winkelen of een dagje uit. Het leek logisch ze met elkaar in contact te brengen en ze reageerden allebei positief. Een driegesprek hoefde niet want ze losten dat zelf wel op. Tot nu toe is er niks van terecht gekomen. Een ontmoeting, direct vanuit hun hart, zit er niet in. Ze zitten beide vast in hun eigen denken. Hoe hoort het? Kan dit wel? Stel dat de ander …..? Wat gebeurt er als die ander ziek wordt? Ga ik in die persoon investeren en dan....?
Een andere klant was een meneer die zich afvroeg of hij niet moest verhuizen. Woonde één hoog, slecht ter been en geen lift. Maar hij was wel erg vertrouwd in zijn woonomgeving. Dichtbij allerlei voorzieningen. Hij heeft een klein netwerk van biljarters en dat biljart is dan ook de plaats waar ze elkaar treffen. Het zou best leuk zijn om wat vaker mensen te zien, vindt hij zelf, ook bij hem thuis. De meeste andere biljarters zitten in hetzelfde schuitje. Maar dat het misschien een goed idee zou zijn als ze elkaar thuis zouden opzoeken was onbespreekbaar. Dat doe je niet. Dat zou gek zijn. Samen bij het biljart is fijn maar ergens anders niet.
Hij had ook nog een goede reden. Hij had een “urineprobleem”. Opeens moet hij dan naar het toilet, anders gaat het mis. Maar niemand die het mag weten.
Alweer een paar jaar geleden, in 2008, organiseerde een bureau voor ons een klantarena, met de helft klanten en de andere helft ouderen die in een winkelcentrum waren opgesnord maar geen klant waren. Met die ouderen vond een gesprek plaats over wat ze doen als ze hulp nodig hebben, of ze weten waar ze dan terecht moeten, enzovoorts.
Een van de belangrijkste conclusies was dat kwetsbare mensen liefst geen hulp hebben, tenzij die komt van echte bekenden. Mensen gaan hulp en zorg uit de weg naarmate ze die meer nodig hebben. Dat is logisch omdat ze die hulp voorheen vooral kregen van vrienden en bekenden maar die zijn van hun eigen leeftijd en verdwijnen geleidelijk, en het alternatief is hulp vragen aan een instelling en dat doe je niet. Dat hebben ze hun hele leven niet gedaan, dus nu zeker niet.
De afbeelding hierboven laat zien dat nabijheid - de titel van Lilian Linders' proefschrift1 past perfect - de bepalende factor is, in twee opzichten: fysiek (dichtbij, in de buurt), en de persoonlijke relatie (de mentale nabijheid). Buren die ook je vrienden zijn kun je gemakkelijk vragen, en dan nog niet voor alles want sommige zaken zijn echt privé. Geldzaken bijvoorbeeld. Incontinentie. Een ziekte hebben waarvan je liever niet hebt dat anderen dat weten.
Bij kinderen geldt hetzelfde. Ze zijn in te zetten voor hulp als ze in de buurt wonen, als je er een goede relatie mee hebt als ouder, als je ze met een vraag wilt belasten, en als het een vraag is waarvan je vind dat zij het mogen weten.
Lilian Linders doet een aantal suggesties om hier wat aan te doen. De belangrijkste is dat professionals in welzijn en zorg meer kunnen doen aan het versterken van netwerken. Ik vind zeker dat we dit moeten proberen maar ik ben er tegelijk sceptisch over, vooral omdat het push marketing is. Frunniken aan mensen. Ontwerpdenken. In klein comité iets bedenken wat de massa moet gaan doen. Dat werkt allemaal niet.
Mensen vandaag de dag, en eigenlijk altijd al, zijn hun eigen baas. Niemand verandert op gezag van iemand anders, jij ook niet. Stel je zelf maar eens de vraag wanneer je dat voor het laatst gedaan hebt. Bewust, duurzaam je eigen gedrag veranderd omdat iemand anders dat nodig vond. Wie kan zich dat herinneren?
In die buurt geldt hetzelfde. Je kunt die mensen wel aanspreken, dat het goed is om hulp te accepteren maar daar krijg je geen ander gedrag van. Dat is allemaal zenden. Als jij jezelf niet eens veranderd krijgt, als jij niet verandert voor een ander, waarom zou zo'n ouder iemand in zo'n buurt dan wel kunnen of willen veranderen voor jou?
Bij Timebanking, ruileconomie e.d. gebeurt hetzelfde. Vragen past niet bij hoe wij zijn. Mensen zijn schuw en verlegen, willen anderen niet lastig vallen, geven liever dan dat we krijgen, en dat is overal zo, over de hele wereld. “I see this everywhere I go, and many of us have this problem. This is is probably universal”, zegt Philippe Granger hierover2. Ik heb er niet meer de tijd voor gehad om er andere boeken op na te slaan zoals “De ultieme kudde” van Mark Earls of “De natuurlijke leider” van Mark van Vugt, maar je zou bijna denken dat het eigen is aan onze soort.
Ik geloof dus niet dat we veel succes zullen boeken met het veranderen van dit gedrag en zeker niet bij mensen op leeftijd. Het gaat om diep gevoelde, ingeroeste waarden en normen. Hoe je hoort te leven. Wat goed voelt en wat niet. En misschien niet eens geleerd maar zelfs geërfd. Eén oplossing die alles in één keer regelt, zo’n ei van Columbus, zullen we niet vinden.
Die civil society als panacee voor dure zorg gaat er dus niet komen. Terwijl we toch met steeds meer mensen te maken krijgen die hulp en zorg nodig hebben. We zullen, denk ik, een heleboel dingen moeten proberen. Als we dat nou goed doen ontstaan er misschien wel vormen van wederkerigheid maar dan omdat ze deel uit maken van natuurlijke processen. Waarin het goed voelt om hulp te ontvangen omdat het normaal is geworden.
Ik noem zeven zaken die we volgens mij in elk geval moeten aanpakken:
Achtereenvolgens:
Als we dit doen - en dan niet één of twee van deze punten maar alle zeven - creëren we een sociale infrastructuur waarin vraagverlegenheid misschien wel tot het verleden gaat behoren. Dat zal niet gemakkelijk zijn. Er moet veel voor veranderen, vooral in het gedrag van professionals en instellingen. Dat is iets wat die professionals en instellingen zelf moeten doen. De bal ligt bij hun. Een mooie kans om het sociale vakmanschap in ere te herstellen.
© John Beckers, 2011. Deze tekst is in verkorte vorm uitgesproken tijdens een mini-symposium over vraagverlegenheid op 1 november 2011
De klant centraal. Doen wat klanten vragen (2005) - Over wat er nodig is aan professionaliteit en bedrijfsvoering, wil de klant centraal staan. Klanten besturen professionals, professionals besturen managers.
Veranderen in netwerken (2006) - Is de samenvatting van mijn MBA-dissertation over succes- en faalfactoren van netwerksamenwerking in wonen, welzijn en zorg. Kort door de bocht begint goed samenwerken tussen organisaties met goed samenwerken binnen organisaties. Wie dit niet voor elkaar heeft - en voor 90 procent van de organisaties is dat het geval - krijgt het extern ook niet voor elkaar.
Van kaasstolp naar jungle. De wereld in 2020 (2008) - Is een lezing die ik in 2008 hield voor Bredase ondernemers, politici en bestuurders uit het sociaal domein. Beschrijft tien aspecten van de maatschappelijke transformatie die aan de gang is. Veel uitgebreider vind je soortgelijke bespiegelingen in de boeken van Bakas, in 'Mijn organisatie is een oerwoud' van Jef Staes en in 'De seizoenen van de tijdgeest' van Tom Kniesmeijer.
Als de klant geen vraag heeft. Social marketing: veranderen doen mensen zelf (2008) - Is een blog over de ambities van campagnes die zijn gericht op gedragsverandering. Vaak zijn de resultaten bedroevend en krijgt de doelgroep de schuld. Het vakgebied social marketing biedt het instrumentarium voor campagnes die wel werken.
Oud is uit, welzijn en zorg ook (2009) - Over de nieuwe generatie ouderen en hoe je daar je aanbod op kunt afstemmen. De naamsverandering van stichting ouderenwerk naar WIJ wordt in deze blog aangekondigd en is een direct gevolg van de analyse
Welzijn in de 21e eeuw. Essay (2010-2011) - Is het verslag van een onderzoek bij zeven topbestuurders over de vraag wat zij innovatie noemen en hoe zij innoveren. De conclusie is dat in welzijn geen innovatie plaatsvindt. Het essay sluit af met stappen die nodig zijn om wel tot innovatie te komen. Op dezelfde site staat ook een reflectie op de innovatie bij WIJ zelf.
Welzijn in de 21e eeuw. Samenvatting (2011) - Is een samenvatting van het essay die in mei is gepubliceerd in het blad Zorg en Welzijn.
Welzijn in de 21e eeuw. Presentatie (2011) - Gaat verder dan het essay en is een kritische reflectie op de bedrijfsvoering in welzijn, en een perspectief op een heel ander welzijnswerk dat kan bestaan zonder subsidies (en anders geen recht van bestaan heeft). Zie ook de literatuursuggesties in de laatste sheet.
1 Lilian Linders, De betekenis van nabijheid. Een onderzoek naar informele zorg in een volksbuurt, Tilburg, 2010.
2 Time banking en vraagverlegenheid, een interview van Reyaz Limalia met Philippe Granger, 2011.
Opmerking
© 2021 Gemaakt door John Beckers.
Verzorgd door
Je moet lid zijn van Welzijn in de 21e eeuw om reacties te kunnen toevoegen!
Wordt lid van Welzijn in de 21e eeuw